Tag: den Hengst Daan

Daan den Hengst Wins Competition

On 1 November last, the Allard Pierson Museum of the University of Amsterdam hosted a symposium on “Literary Translation from Greek and Latin”, organized by staff members of the Classics Department (see Dutch weblink).

The day also featured a translation competition which, for Latin, concerned Sidonius’ famous Carmen 12. Thirteen translations had come in and were judged anonymously by a competent jury. The third prize was awarded to Ramon Selles, Research Master student at the University of Amsterdam, the second to Tom Ingelbrecht, alumnus of Ghent University and employed as Classics teacher in Bruges. Daan den Hengst, Professor emeritus of Latin at the University of Amsterdam, won the first prize.

Here are the award-winning translations, including Daan den Hengst’s telling Burgundian Mohawks (“hanenkammen”):

CARMEN XII

AD V. C. CATVLLINVM.

Quid me, etsi valeam, parare carmen
Fescenninicolae iubes Diones
inter crinigeras situm catervas
et Germanica verba sustinentem,
laudantem tetrico subinde vultu                                 5
quod Burgundio cantat esculentus,
infundens acido comam butyro?
vis dicam tibi, quid poema frangat?
ex hoc barbaricis abacta plectris
spernit senipedem stilum Thalia,                             10
ex quo septipedes videt patronos.
felices oculos tuos et aures
felicemque libet vocare nasum
cui non allia sordidaeque caepae
ructant mane novo decem apparatus,                 15
quem non ut vetulum patris parentem
nutricisque virum die nec orto
tot tantique petunt simul gigantes,
quot vix Alcinoi culina ferret.
Sed iam Musa tacet tenetque habenas                20
paucis hendecasyllabis iocata,
ne quisquam satiram vel hos vocaret.

1st Prize: Daan den Hengst

Aan Catullinus

Je wilt van mij een bruiloftslied als compliment

voor Venus, schutsvrouw van het esbatement.

Maar kán ik dichten tussen hanenkammen

en rauwe kreten van Teutoonse mannen?

 

Niet zelden moet ik zelfs met een gekweld gezicht

aanprijzen wat een vadsige Bourgondiër dicht,

die zure boter in zijn haren smeert als gel.

Dit is de nekslag voor mijn dichtkunst, weet dat wel.

 

Sinds mijn Thalia op de vlucht gedreven is

en hier de lucht van grof kabaal vergeven is,

Verfoeit zij de zesvoetige alexandrijn

omdat die zevenvoeters heer en meester zijn.

 

Jouw ogen en jouw oren zijn gezegend, heus

Maar bovenal gezegend, vind ik, is je neus.

Voor jou geen stank van rotte ui met look

die ik vanmorgen uit tien volle penzen rook.

 

En al die reuzen komen niet voor dag en dauw

Als was je hun opa of hun boezemvriend bij jou.

Het zijn er meer dan koningin Arete

Zou kunnen vragen om bij haar te komen eten.

 

Dit lied is uit; mijn Muze liet zich even gaan

In Catullijnse maat, maar haalt de teugels aan.

Genoeg gespot. Straks word ik er nog van beticht

Dat ik bij voorkeur in stinkjamben dicht.

2nd Prize: Tom Ingelbrecht

Ad V.C. Catullinum

Waarom vraag jij dat ik voor jou

-gesteld dat ik dat kunnen zou-

een bruiloftsdichtwerk componeer,

terwijl ik hier bij harig tuig

de Duitse tatertaal trotseer

en gulzige Bourgondiërs

niet zonder moeite keer op keer

met uitgestreken streng gezicht

om een gedicht complimenteer,

zo’n man die gore boter in

zijn lange vette haren smeert?

Kijk, wil jij dat ik jou vertel

wat fijne dichtkunst ruïneert?

Wel, door dit bars barbaars gebral

is mijn Thalia gechoqueerd:

ze legde zelfs haar schrijfstift weg

en kijkt nu op zesvoeters neer,

sinds zij haar nieuwe meesters zag

van zeven voeten lang en meer.

Ik wil je dus graag zeggen dat

jouw ogen best gezegend zijn,

jouw neus en ja, jouw oren ook,

want jij moet niet vanaf ’t ontbijt

de stank van rotte ui en look

trotseren die tien gangen lang

door hen op jou wordt uitgeboerd.

Jij wordt ook door dat reuzenvolk

niet opgeëist bij schemering

alsof jij zelf hun opa was,

ofwel de eega van hun min.

Ze stormen ook niet af op jou,

zo talrijk en gigantisch groot

dat zelfs geen grote keuken van

Alcinoüs voldoende bood.

Maar kijk, mijn muze stopt hier al

en houdt haar teugels stevig vast

want straks denkt iemand nog dat dit

slechts schalkse grapjes zijn en vast

-wat hendecasyllaben lang-

opnieuw maar een satire was.

3rd Prize: Ramon Selles

Aan Zijne Excellentie Catullinus

Hoe wil je dat ik hier op volle kracht

klassiek-Romeinse kleinkunst op papier krijg?

Ik zit hier tussen hordes behaarde barbaren

Germaans geouwehoer uit te houden,

en met zichtbaar slecht humeur de deuntjes

goed te keuren van een snackbar-Belg

die bedorven boter gebruikt als haargel.

Wil je weten wat mijn werk kapot maakt?

De muze, opgaand in een primitief

gepingel, is verzen van zes voeten zat

zodra ze klanten van drie meter ziet.

Gezegend zijn je ogen en je oren,

en vooral je neus, dat die niet ‘s ochtends

vroeg gewekt wordt door de walm van ui

en knoflook in een meurend gangenmenu.

Ook wordt er niet, alsof je de oppas of opa

bent, nog voor de zon op komt aan je kop

gezeurd door dit soort reuzen – hun is zelfs

de koelkast van Alcinoös te klein.

Mijn muze houdt zich koest en maakt in korte

versjes, vijf-voeters, een grap, zodat ze

hiermee niemand op zijn tenen trapt.